Mr. Ron Crombaghs schreef onlangs een artikel over een uitspraak van de rechtbank over de aansprakelijkheid tussen deelnemers aan een bedrijfsuitje. Bij dat bedrijfsuitje werd ook het spel ‘levend tafelvoetbal’ gespeeld. Nadat het spel was afgelopen, liep een medewerkster letsel op, doordat een collega tegen haar op botste toen hij over de omheining sprong. De medewerkster sprak haar collega aan tot schadevergoeding. De rechtbank wees de vordering van de medewerkster af.
Had de medewerkster er ook voor kunnen kiezen om haar werkgever aansprakelijk te stellen? De werkgever is in beginsel aansprakelijk voor arbeidsongevallen die plaatsvinden tijdens de uitoefening van het werk. Maar hoe zit dat met de aansprakelijkheid bij bedrijfsuitjes?
Hoe zit het juridisch?
Er zijn uit arbeidsrechtelijk oogpunt twee juridische grondslagen op grond waarvan de werkgever in deze situatie aansprakelijk kan worden gesteld. De eerste is de zorgplicht van de werkgever voor een veilige werkplek. De tweede is het goed werkgeverschap.
Zorgplicht veilige werkplek
Qua zorgplicht van de werkgever geldt op grond van artikel 7:658 BW dat de werkgever aansprakelijk is, als hij heeft nagelaten voldoende zorg te dragen voor de veiligheid van zijn werknemer. De werkgever moet dus zorgen voor een veilige werkplek. Als hij dat niet (voldoende) doet, dan is de werkgever aansprakelijk voor de schade die de werknemer ‘in de uitoefening van zijn werkzaamheden’ lijdt. Dé vraag is of bij een bedrijfsuitje geldt dat schade wel of niet valt binnen die wettelijke norm ‘in de uitoefening van de werkzaamheden’. Als dat niet zo is, dan is artikel 7: 658 BW niet van toepassing.
In een aantal uitspraken heeft de rechter een oordeel gegeven over deze vraag. Daaruit komt naar voren dat het antwoord op de vraag afhankelijk is van de specifieke omstandigheden die bij het betreffende uitje spelen. De rechter kijkt of er voldoende verband is tussen de gebruikelijke werkzaamheden en het uitje, of deelname aan het uitje verplicht is of als een sociale verplichting wordt ervaren en of het bedrijfsbelang wordt gediend door het uitje. Vindt de rechter dat het uitje binnen de werkingssfeer van artikel 7: 658 BW valt, dan betekent dit dat de werkgever erop moest toezien dat het uitje op een veilige manier wordt georganiseerd. Deed de werkgever dat niet voldoende en kon daardoor letsel ontstaan dan is de werkgever aansprakelijk voor de door de werknemer geleden schade.
Goed werkgeverschap
Als het ongeval zich heeft voorgedaan buiten de uitoefening van de werkzaamheden, dan speelt de zorgplicht van artikel 7: 658 BW niet. Dit betekent niet dat de werkgever dan niet aansprakelijk is. In dat geval kan de werkgever op basis van het ‘goed werkgeverschap ‘ toch aansprakelijk zijn. Het goed werkgeverschap staat in artikel 7:611 BW.
Zijn activiteiten aan het werk gerelateerd, dan dient de werkgever zich als goed werkgever ten opzichte van zijn werknemers te gedragen. De werkgever heeft dan een zorgplicht en een preventieplicht. Concreet betekent dit dat de werkgever de nodige zorg in acht moet nemen om het risico op schade tot een minimum te beperken, moet waarschuwen voor mogelijke gevolgen van deelname en, indien mogelijk, een adequate verzekering af te sluiten. Voldoet de werkgever daar niet aan, dan is hij aansprakelijk voor de door de werknemer tijdens het bedrijfsuitje geleden schade. Dit mits de schade kon ontstaan door het niet naleven van de zorg- en preventieplicht.
Terug naar het ‘levend tafelvoetbal’
De werkneemster zou hier haar werkgever op beide juridische grondslagen kunnen aanspreken.
Zij zou kunnen stellen dat de werkgever niet heeft voldaan aan zijn zorgplicht ex artikel 7: 658 BW en dat de werkgever haar schade moet vergoeden. Of de rechter oordeelt dat dit bedrijfsuitje onder de werking van dit artikel valt is onzeker. In de regel bevordert een bedrijfsuitje de teamspirit (= bedrijfsbelang) en is deelname aan een bedrijfsuitje (sociaal) verplicht. Het bedrijfsuitje had – naar ik veronderstel – geen verband met de dagelijkse werkzaamheden. Deze zullen niet bestaan uit iets dat lijkt op / verband houdt met levend tafelvoetbal.
Een groot voordeel van deze grondslag voor de werkneemster is dat als de rechter de zaak op die grondslag behandelt, de werkgever dient aan te tonen dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Kan de werkgever dat niet, dan is hij automatisch aansprakelijk voor de door de werknemer geleden schade. Dit is alleen niet zo als de werkgever aantoont dat er sprake is van opzet of grove schuld bij de werknemer. Dat laatste speelde hier niet.
Daarnaast kan de werkneemster zich beroepen op het goed werkgeverschap van artikel 7: 611 BW. Hier dient de werkneemster dan aan te tonen dat de werkgever de op hem rustende zorg- en preventieplicht heeft geschonden.
Bij de beoordeling van beide grondslagen zal de rechter kijken of de werkgever erop heeft toegezien dat het spel zo veilig als mogelijk werd georganiseerd, dat er werd gewaarschuwd voor de risico’s én – als dit mogelijk is – een verzekering heeft afgesloten die de risico’s afdekt.
Uitkomst?
Of de werkneemster in deze zaak succes zou hebben en de rechter inderdaad zou oordelen dat de werkgever haar schade moet vergoeden is onzeker. In de uitspraak is namelijk niets terug te vinden over hetgeen de werkgever wel of niet heeft gedaan in het kader van de zorgplicht en/of het goed werkgeverschap.
De rechter oordeelde in de zaak tussen de collega’s dat sprake was van een ‘onvoorziene ongelukkige samenloop van omstandigheden’. Met dit oordeel in het achterhoofd zou het zo maar eens kunnen dat hier wordt geoordeeld dat werkgever niet aansprakelijk is. Uit de rechtspraak over werkgeversaansprakelijkheid blijkt namelijk dat deze niet zo ver gaat, dat een werkgever aansprakelijk is voor schade als gevolg van een onvoorziene ongelukkige samenloop van omstandigheden.