Een goed voorbeeld daarvan is de recente uitspraak van de rechtbank Overijssel[1] waarin twee zussen tegenover elkaar stonden.
Wat was er aan de hand
De vader van de zussen lag met zeer ernstige corona complicaties in het ziekenhuis en zou waarschijnlijk komen te overlijden. Zus A (de eiseres) had al lang geen goed contact meer met vader en de rest van de familie. Zus B (de gedaagde) was de contactpersoon namens de familie met het ziekenhuis en vertegenwoordiger van vader voor het nemen van medische beslissingen in het geval vader daartoe zelf niet meer in staat was. Ook in het notarieel vastgelegde “levenstestament” heeft vader gedaagde aangewezen als diens vertegenwoordiger.
Zus A vreesde ervoor dat zij bij overlijden van vader niet (tijdig) zou worden geïnformeerd over zijn overlijden en daardoor – op zijn begrafenis- geen afscheid zou kunnen nemen. Zij vroeg de rechter om zus B te veroordelen haar binnen 12 uur na overlijden van vader hierover te informeren onder verbeurte van een dwangsom. Dat wil zeggen, een soort boete voor het geval zus B zou nalaten om haar te informeren.
Zus A voerde nog aan dat zij eerder niet was ingelicht over het overlijden van haar moeder en daardoor haar begrafenis had moeten missen. Zus B was het daar niet mee eens en stelt dat dit wel is gebeurd.
Hoe oordeelt de rechter
Wat hier ook van zij, de rechter maakt uit de houding van partijen en de stukken in de procedure op, dat het tussen de zussen niet botert en dat er onvoldoende zekerheid is dat zus B haar zus spontaan zal informeren. De rechter vindt dat wel een plicht van zus B gelet op de positie die zij heeft.
Verder wijst de rechter erop dat zus A recht heeft op “family life”[2] en daarom ook recht heeft op deze informatie.
De rechter wijst daarom de vordering van zus A toe. Zus B moet haar binnen 12 uur na overlijden van vader informeren. Ook de gevraagde dwangsommen worden (gematigd en met een maximum) toegewezen voor het geval zus B haar verplichting niet nakomt.
Interessant is nog een ander element in deze zaak
Aanvankelijk had zus A ook gevraagd om geïnformeerd te worden over de huidige gezondheidstoestand van vader in het ziekenhuis. Deze eis is ingetrokken omdat zij inmiddels vader had mogen bezoeken en op de hoogte was gesteld van zijn toestand. Gelet op het recht op privacy van vader komt de vraag op of de rechter ook deze eis zou hebben toegewezen. Vader heeft in beginsel immers het recht om zelf te bepalen wie op de hoogte mag worden gebracht van zijn gezondheidstoestand. Maar hoe zit dat dan in een situatie waarin vader dat niet meer kan en het recht om hierover te oordelen – zoals hier blijkbaar het geval was- bij zus B was komen te liggen? Deze vraag is in dit geval nog niet beantwoord.