Social media platforms zoals LinkedIn en X (voorheen Twitter) worden steeds vaker gebruikt om meningen te delen, ervaringen te publiceren of misstanden aan te kaarten. Maar waar ligt de grens tussen de vrijheid van meningsuiting[1] en het schenden van iemands eer en goede naam[2]? Deze grens is soms (flinter)dun. In een recente uitspraak van begin dit jaar heeft de (voorzieningen)rechter opnieuw benadrukt dat het online aan de kaak stellen van een situatie niet onbegrensd is. Wanneer identificeerbare informatie wordt gedeeld en reputaties op het spel staan, kan een post onrechtmatig zijn.
Spanningsveld tussen grondrechten
Het recht op vrijheid van meningsuiting is in Nederland een fundamenteel recht. Tegelijkertijd hebben mensen ook recht op bescherming van hun eer en goede naam. Als die rechten met elkaar botsen, dient uiteindelijk een rechter te beoordelen welk belang in het specifieke geval zwaarder weegt. Publicaties op social media vallen in principe onder de vrijheid van meningsuiting, maar die vrijheid is niet absoluut. Een uiting kan onrechtmatig zijn als deze, gelet op de inhoud en de manier van verspreiding, leidt tot onnodige schade aan de reputatie van een ander. Zeker wanneer beschuldigingen online breed worden gedeeld en persoonlijke of bedrijfsinformatie wordt vermeld, is zorgvuldigheid geboden.
De zaak: een ‘ontmaskering’ die uit de hand liep
In de zaak waarover de (voorzieningen)rechter oordeelde, publiceerde een juridisch (belasting)adviseur op social media over een vermeende bedreiging. De aanleiding was een voicemailbericht van een voormalig zakencontact, waarin deze (uit frustratie over het uitblijven van contact) aangaf “wel eens langs te willen komen om het uit te praten”. Kort daarna stuurde hij een e-mail waarin hij duidelijk maakte dat er geen sprake was van een dreigement. Desondanks plaatste de juridisch adviseur delen van de voicemail op LinkedIn en X, waarbij hij stelde dat hij werd bedreigd. In de berichten verwees hij expliciet naar de naam en onderneming van de betrokkene, inclusief een link naar diens website. Zijn posts gingen viraal. Duizenden reacties volgden, waaronder bedreigingen en haatberichten aan het adres van de betrokken persoon en zijn collega’s. Uiteindelijk adviseerde de politie het gezin zelfs om tijdelijk elders onder te duiken.
Het oordeel van de rechter
De rechter oordeelde dat de berichten op social media onrechtmatig waren. Hoewel het publieke debat over bedreigingen aan professionals legitiem is, rechtvaardigt dat niet dat iemand zonder noodzaak herkenbaar wordt gemaakt. Zeker niet wanneer de context ontbreekt of bewust wordt weggelaten. Een belangrijk punt in diens oordeel was dat de juridisch adviseur een cruciaal deel van de voicemail had weggelaten. Namelijk de passage waarin de beller zegt het “uit te willen praten”. Dit maakte de suggestie van een bedreiging misleidend. Volgens de rechter had het publieke belang prima gediend kunnen worden zonder naam, bedrijfsvermelding of link naar een website te delen. De rechter oordeelde dat de berichten direct verwijderd moesten worden en dat er een rectificatie moest worden geplaatst. Bij niet-naleving werd een dwangsom opgelegd.
Wat betekent dit voor u?
Deze uitspraak laat zien dat het online aan de kaak stellen van een situatie juridische risico’s met zich meebrengt. Zeker wanneer daarbij personen of bedrijven herkenbaar worden genoemd. Het delen van informatie over vermeende misstanden is niet altijd zonder gevolgen, zeker niet als de reputatie of veiligheid van een ander in het geding komt.
Onze tip: Wilt u maatschappelijke kwesties bespreekbaar maken via social media? Ga dan uiterst zorgvuldig om met persoonsgegevens en context. Twijfelt u over de juridische toelaatbaarheid van een publicatie? Raadpleeg dan Rutten x Welling Advocaten voordat u overgaat tot publicatie.