Het concurrentiebeding is een veelgebruikt instrument waarmee werkgevers hun specifieke bedrijfsbelangen beschermen. Dit beding legt werknemers beperkingen op om na het einde van hun dienstverband bij een concurrent te gaan werken of een concurrerende onderneming te starten.
Let op: De wettelijke regels over concurrentiebedingen in arbeidsovereenkomsten gelden ook voor relatiebedingen en anti-ronselbedingen (verbod om werknemers weg te kapen bij de werkgever).
Wetsvoorstel
De regels voor concurrentie- en relatiebedingen gaan – zoals het er nu naar uitziet – binnenkort veranderen. Er ligt een wetsvoorstel, waarvan het streven is om dit per 1 januari 2025 in werking te laten treden.
Wat verandert er?
De veranderingen in de wet gaan ervoor zorgen dat concurrentiebedingen strikter worden gereguleerd. Het doel is dat werknemers makkelijker van baan kunnen wisselen.
De belangrijkste wijzigingen zijn:
Extra eisen geldigheid van het beding
- Maximale duur van één jaar: Een concurrentiebeding kan nog maar voor maximaal één jaar gelden na het einde van het dienstverband.
- Geografische beperking: Het gebied waarbinnen het concurrentiebeding geldt, moet specifiek worden vermeld in de arbeidsovereenkomst.
- Zwaarwegend bedrijfsbelang: Het concurrentiebeding moet voortaan voor élke arbeidsovereenkomst (dus zowel tijdelijk als vast) gemotiveerd worden. De werkgever moet concreet aangeven welk zwaarwegend belang de beperking rechtvaardigt.
Wordt niet aan deze eisen voldaan, dan is het beding niet geldig.
Voorwaarden die gelden bij het inroepen van het beding
- Inroepen beding uiterlijk één maand voor einde arbeidscontract: De werkgever moet uiterlijk één maand voordat de arbeidsovereenkomst eindigt schriftelijk aan de werknemer laten weten of hij die werknemer aan het overeengekomen concurrentiebeding houdt. Bij dat bericht moet de werkgever ook laten weten voor hoeveel maanden hij het beding inroept. Doet de werkgever geen of geen tijdige mededeling, dan is het beding van de baan en kan de werkgever daarop dus geen beroep meer doen;
- Verplichte vergoeding: Wanneer een werkgever tijdig het concurrentiebeding inroept, moet hij de werknemer een vergoeding betalen van 50% van het laatstverdiende maandsalaris. Deze vergoeding geldt voor elke maand dat het beding actief is. Wordt het beding bijvoorbeeld voor zes maanden ingeroepen, dan moet de werkgever drie maanden loon aan de werknemer betalen. Deze vergoeding dient de werkgever uiterlijk op de laatste dag van het dienstverband te betalen. Betaalt de werkgever niet op tijd, dan blijft de vergoeding verschuldigd maar kan hij het beding niet meer inroepen.
Let op: de vergoeding moet binnen één maand na het einde van de arbeidsovereenkomst betaald worden. Wordt niet, of niet op tijd, betaald, dan kan de werkgever géén beroep meer doen op het concurrentiebeding. De betalingsverplichting blijft in stand.
Overgangsrecht voor bestaande concurrentiebedingen
Voor op 1 januari 2025 reeds bestaande concurrentiebedingen geldt overgangsrecht:
- Geen aanpassing van oude bedingen nodig: Concurrentiebedingen die al vóór de invoering van deze wet zijn overeengekomen, blijven geldig. Dat betekent dat werkgevers deze bedingen niet opnieuw hoeven aan te passen aan de nieuwe eisen.
- Toepassing van nieuwe regels: Wel worden de nieuwe regels over het beroep doen op het concurrentiebeding en de verplichte vergoeding direct van toepassing. Dit houdt in dat werkgevers vanaf de ingangsdatum van de nieuwe wet:
- De werkgever uiterlijk één maand voor het einde van de arbeidsovereenkomst schriftelijk aan de werknemer moet berichten of hij het beding wenst te handhaven en voor welke duur;
- Bij een tijdig beroep op het beding een vergoeding moeten betalen en dat deze maximaal twaalf maanden kan gelden.
Heeft u vragen?
Neem dan gerust contact op met mr. Joyce Houben-Timmermans of mr. Jesse Crombaghs.