Rood beeldmerk van Rutten & Welling Advocaten
25 mei 2020

Mag de bestuurder van een onderneming in zwaar weer zijn managementvergoeding laten uitbetalen?

In de huidige tijd leven veel ondernemers in onzekerheid. Een groot deel van de opdrachten is weggevallen en de omzet is gedaald. Dit heeft gevolgen voor de liquiditeit van de onderneming. Mag de bestuurder van een onderneming in zwaar weer zijn managementvergoeding laten uitbetalen of kan dit leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid?

Rechtbank Midden-Nederland heeft op 15 april 2020 bepaald[1]: De enkele omstandigheid dat het financieel slecht gaat met een onderneming, brengt nog niet mee dat een bestuurder zichzelf (of een aan hem gelieerde vennootschap) geen managementvergoeding meer mag laten uitbetalen.

 

Casus

B.V. X en VOF Y hebben op 9 oktober 2015 een managementovereenkomst gesloten.

De bestuurder van VOF Y is op basis van deze overeenkomst van 16 oktober 2015 tot en met 4 januari 2017 statutair bestuurder van B.V. X geweest.

In de loop van 2016 kreeg B.V. X financiële problemen. Een faillissement lag in het vooruitzicht.

De aandeelhouders van B.V. X hebben daarom eind 2016 € 330.000,00 geïnvesteerd in B.V. X om B.V. X te redden.

De bestuurder van VOF Y heeft vervolgens eind 2016 als bestuurder dan wel als feitelijk beleidsbepaler van B.V. X  in totaal € 41.140,00 aan managementvergoeding aan zijn VOF uitbetaald.

Volgens B.V. X heeft de bestuurder van VOF Y in die functie ten onrechte € 41.140,00 aan managementvergoeding aan zijn VOF overgemaakt.

B.V. X is toen een procedure gestart tegen de bestuurder van VOF Y met een vordering tot terugbetaling van € 41.140,00 op grond van onbehoorlijk bestuur (artikel 2:9 BW) en/of onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) van de bestuurder van VOF Y.

Door deze vergoeding uit te betalen, heeft de bestuurder van VOF Y, volgens B.V. X, onrechtmatig tegenover B.V. X gehandeld. Als gevolg van het handelen van de bestuurder van VOF Y zouden namelijk twee andere crediteuren niet kunnen worden betaald en is een voorgenomen investering in B.V. X niet doorgegaan.

Heeft B.V. X gelijk en levert het uitkeren van de managementvergoeding door de bestuurder van VOF Y tijdens een financieel slechte periode inderdaad onrechtmatig handelen op of een bestuurdersaansprakelijkheid?

 

Uitspraak Rechtbank

Tussen partijen is niet in geschil dat de managementovereenkomst een contractuele grondslag biedt voor het uitbetalen van managementvergoedingen.

Bij de stand van zaken zoals geschetst in deze zaak heeft de rechtbank geconcludeerd dat de bestuurder van VOF Y niet onrechtmatig heeft gehandeld door de managementvergoedingen aan zijn VOF uit te laten betalen, laat staan dat hem een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt.

De rechtbank concludeert dat de enkele omstandigheid dat het financieel slecht gaat met een vennootschap, nog niet meebrengt dat de (feitelijk) bestuurder zichzelf (of een aan hem gelieerde vennootschap) geen managementvergoeding meer mag laten uitbetalen.

Het bovenstaande brengt mee dat de vordering van B.V. X wordt afgewezen.

 

Conclusie

Hieruit kan worden afgeleid dat het uitkeren van een managementvergoeding in onzekere financiële tijden niet per definitie betekent dat er sprake is van onrechtmatig handelen dan wel bestuurdersaansprakelijkheid.

Echter oplettendheid is hierbij geboden! Uit eerdere rechtspraak van het Hof Amsterdam[2] blijkt namelijk dat privéaansprakelijkheid van de bestuurder wel door het Hof werd aangenomen doordat de bestuurder zichzelf een zeer hoge managementvergoeding bleef uitbetalen, ondanks de financiële problemen binnen de onderneming. Bij een behoorlijk bestuur hoort namelijk ook het voeren van een zorgvuldig financieel beleid.

Twijfelt u over het al dan niet uitkeren van uw managementvergoeding? Wilt u weten of het verstandig is in deze tijd? Wij kunnen u daarin adviseren. Neem contact op met mr. B.M.G Paulissen, via telefoonnummer 045 – 5741 488 of stuur een e-mail naar b.paulissen@ruttenwelling.nl.

[1] Uitspraak Rechtbank Midden-Limburg 15 april 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:1538.

[2] Uitspraak Hof Amsterdam, ECLI:NL:GHAMS:2017:4760.

Gerelateerde artikelen