Rood beeldmerk van Rutten & Welling Advocaten
20 februari 2024

Hoe een Staatslot van 3,2 miljoen euro een familie verscheurde

 

‘Geld maakt niet gelukkig’.
Het is een veel gehoorde en omstreden uitspraak. Uit verschillende onderzoeken blijkt in ieder geval dat het merendeel van de loterijwinnaars er niet gelukkiger van wordt. Een deel komt zelfs in de problemen door de grote geldbedragen. Bij een familie in Rijswijk ging het al mis nog voordat het geldbedrag op de rekening stond.

Wat was er aan de hand?

Op 1 oktober 2023 werd de hoofdprijs in de Staatsloterij getrokken: 3,2 miljoen euro. Een man in Rijswijk (hierna aangeduid als ‘de schoonzoon’) is de gelukkige winnaar, althans dat beweert hij.

Voor de trekking had de schoonzoon een aantal staatsloten gekocht. De trekking bekeek hij samen met zijn schoonvader. Zij kochten vaker samen loten. De schoonzoon kon zijn ogen niet geloven toen hij zag dat hij het winnende lot in zijn bezit had. Zijn schoonvader vroeg vervolgens of hij het winnende lot mocht bekijken. Op dat moment heeft de schoonvader het lot verwisseld met een ander lot en is hij snel vertrokken. Zo luidt het verhaal van de schoonzoon.

Het verhaal van de schoonvader staat hier echter haaks op. De schoonvader stelt dat hij het winnende lot van zijn schoonzoon cadeau heeft gekregen.

De schoonzoon besluit vervolgens om de Nederlandse Staatsloterij te dagvaarden in kort geding. Hij stelt dat de Staatsloterij niet zomaar had mogen overgaan tot uitbetaling van de prijs aan de schoonvader en vordert uitbetaling aan zichzelf.

De Staatsloterij voert verweer tegen de vorderingen van de schoonzoon. De Staatsloterij stelt dat zij in redelijkheid heeft kunnen overgaan tot uitbetaling aan de schoonvader. In het deelnemersreglement staat namelijk dat uitsluitend de aanbieder van een geldig deelnamebewijs recht heeft op uitbetaling. Dat wordt een ‘recht aan toonder’ genoemd. Bovendien staat in het burgerlijk wetboek een zogenaamd bewijsvermoeden. De bezitter van een goed wordt vermoed ook de eigenaar daarvan te zijn.

De kortgedingrechter volgt dit verweer van de Staatsloterij en wijst de vorderingen van de schoonzoon af. Daarbij wordt ook nog opgemerkt dat de schoonvader een 80 jarige man is met een verminderde handmotoriek waardoor het onaannemelijk is dat de schoonvader het lot ‘stiekem’ heeft verwisseld.

Hoewel de schoonvader op dit moment ongetwijfeld zal genieten van zijn prijs, zal de aankomende familieverjaardag er waarschijnlijk minder feestelijk aan toe gaan.

Moet de schoonzoon nu voorgoed leven met de gedachte dat zijn schoonvader zijn miljonairsdroom heeft afgenomen? Het antwoord op die vraag is nog niet in beton gegoten.

Hoe gaat dit verder?

Ten eerste moet worden opgemerkt dat het hier gaat om een kortgedingprocedure. Dat is een spoedprocedure waarmee een voorlopige uitkomst wordt verkregen. Indien de schoonzoon besluit om een bodemprocedure te starten, kan de uitkomst anders luiden. Een bodemprocedure is een stuk uitgebreider. Daar is bijvoorbeeld veel meer ruimte voor het inhoudelijke debat en voor bewijslevering.

Op basis van de informatie die mij bekend is, zou mijn advies voor de schoonzoon echter niet zijn om een bodemprocedure te starten tegen de Staatsloterij, maar tegen zijn schoonvader. In een procedure tegen de Staatsloterij staat namelijk enkel de vraag centraal of de Staatsloterij in redelijkheid heeft kunnen overgaan tot uitbetaling aan de schoonvader. Wie in de onderlinge verhoudingen tussen schoonzoon en schoonvader recht heeft op het geldbedrag, kan enkel worden beslist in een procedure tussen beide heren. De Staatsloterij is daarin geen partij.

Maakt de schoonzoon nog kans op het geldbedrag van 3,2 miljoen?

Het antwoord op deze vraag is afhankelijk van het bewijs dat beide partijen kunnen aandragen voor hun stellingen. De wijze van procederen kan echter bepaalde bewijsrechtelijke voordelen opleveren en de kansen op succes vergroten.

Tussen partijen staat niet ter discussie dat de schoonvader in het bezit was van het lot, omdat hij het heeft ingeleverd. Zoals hiervoor besproken, geldt dan het bewijsvermoeden dat hij rechthebbende is van het lot. De schoonzoon kan echter tegenbewijs leveren dat juist hij de rechthebbende is.

Zo staat tussen partijen ook niet ter discussie dat de schoonzoon het lot heeft gekocht en in eerste instantie rechthebbende van het lot is geweest. Dat kan ook niet anders, aangezien de schoonvader stelt dat hij het lot cadeau heeft gekregen. Om iets cadeau te kunnen geven, moet men daarvan eerst zelf rechthebbende zijn. Bovendien heeft de schoonzoon ook direct aangifte gedaan en contact opgenomen met de Staatsloterij.

Indien vast komt te staan dat de schoonzoon het lot heeft gekocht en rechthebbende was, rust vervolgens op de schoonvader de bewijslast om aan te tonen dat er sprake is van een schenking. Indien daar geen andere personen bij aanwezig waren die dit kunnen verklaren, is dat geen eenvoudige opgave voor de schoonvader. De kansen van de schoonzoon zijn dus nog niet (volledig) verkeken.

Een alternatieve oplossing?

In het kader van het gezegde ‘geld maakt niet gelukkig’ en het behoud van de goede relaties binnen de (schoon)familie, zou een regeling tussen partijen waarin ieder de helft van het bedrag krijgt ook niet misstaan. Beide heren zijn in dat geval immers nog steeds miljonair. Al zullen de heren onderling altijd blijven weten wie van de twee nu echt recht zou hebben op het volledige bedrag. Wel leidt een dergelijke regeling vermoedelijk tot een fiscaalrechtelijk vraagstuk. Het blijft de komende jaren ongetwijfeld een boeiend gespreksonderwerp tijdens de reguliere familiebijeenkomsten.

Heeft u vragen over het vermogens- of bewijsrecht? En leidt dit mogelijk tot spanningen binnen uw bedrijf of familie? Neem dan contact op met de advocaten van Rutten x Welling Advocaten.

Gerelateerde artikelen