Rood beeldmerk van Rutten & Welling Advocaten
22 maart 2021

Het kort geding in de praktijk

Op 5 maart 2021 heeft de voorzieningenrechter in kort geding geoordeeld over de vorderingen van de Stichting Viruswaarheid.nl tegen de Nederlandse Staat. Viruswaarheid.nl wilde – kort gezegd – dat de Nederlandse Staat het vaccinatiebeleid zou aanpassen. Het belangrijkste kenmerk van een kort geding is dat de rechter géén definitieve uitspraak (eindoordeel) doet. De rechter treft alleen een voorlopige voorziening, een maatregel van tijdelijke aard. Het is daarom van belang om goed te weten wat er wel en wat er niet mogelijk is een kort geding. Met deze uitspraak in de hand neem ik u mee en laat ik de procedure van de voorlopige voorziening zien.

Het verloop van een kort geding

Een kort geding[1] begint met het verzoek aan de wederpartij om vrijwillig te voldoen aan de vordering. Weigert de wederpartij, dan wordt door de eisende partij aan de rechtbank toestemming gevraagd om het kort geding te mogen starten. De rechtbank bepaalt een datum voor de hoorzitting. De procedure begint met een dagvaarding waarin de eisende partij aan de rechter uitlegt welke beslissing wordt verlangd.

De gedaagde partij wordt in principe bij het bepalen van de datum betrokken. De wederpartij kan zelf kiezen hoe hij zijn verweer voert. Als de wederpartij een tegeneis wil instellen, dan moet dit schriftelijk gebeuren.[2]

Vervolgens is het aan de rechter hoe de procedure verloopt en zal hij meteen na de zitting of na twee weken een uitspraak doen.

Wat was er aan de hand?

De Stichting Viruswaarheid heeft op 29 januari 2021 de Staat verzocht om te stoppen met het gebruik van het woord “vaccin” voor coronavaccins en met de vaccinatiecampagne.[3] De Stichting beargumenteert in deze brief haar standpunt. De Staat weigert waarschijnlijk om aan de eisen te voldoen.[4] De Stichting start de kort geding procedure op[5].

De Stichting onderbouwt haar eis met bewijsstukken. De Staat legt een verweer neer, ook voorzien van bewijsstukken. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 februari 2021.

Wat oordeelde de voorzieningenrechter

De rechter benoemt eerst een aantal vaststaande feiten. De rechter bespreekt het Coronavirus, de ziekte Covid-19 en de vaststelling van de Wereldgezondheidsorganisatie (de WHO), dat hier sprake is van een pandemie. Vaccins worden door de EMA gekeurd. Op 6 januari 2021 is Nederland gestart met vaccineren.

Vervolgens geeft de rechter een zakelijke weergave van de vorderingen en stellingen van de Stichting. De stellingen van de Staat zijn door de rechtbank niet samengevat.

Dan volgt de beoordeling.

Het spoedeisend belang

Het eerste vereiste voor een kort geding is dat er een spoedeisend belang is. De rechter zegt hier niets over in dit vonnis, terwijl dit wel gebruikelijk is. Of hier een spoedeisend belang is, kan ik daarom niet bepalen. Mijn vermoeden is dat beide partijen (of in ieder geval de Staat) de rechter hebben verzocht om over het “spoedeisend belang” te heen stappen en een inhoudelijk oordeel te geven.

Tijdens de zitting bracht de Staat nieuwe weren naar voren. De Stichting maakte hier bezwaar tegen. Dit bezwaar wordt afgewezen omdat in een kort geding het is toegestaan om ter zitting nieuwe verweren naar voren te brengen.

De bewijslast

Vervolgens bespreekt de rechter de regels wie wat moet bewijzen. De Stichting is van mening dat de Staat al haar stellingen in deze procedure moet bewijzen. De rechter geeft aan dat de Stichting om haar stellingen op zijn minst aannemelijk moet maken. De eisende partij moet zijn standpunten goed onderbouwen.

Dit uitgangspunt van de rechter is zonder meer juist en geldt als uitgangspunt voor iedere juridische procedure. Het is daarom van belang om het kort geding goed voor te bereiden en te zorgen voor een goede onderbouwing van de stellingen.

Wel of geen “vaccin”

De vordering van de Stichting om een ander woord dan “vaccin” te gebruiken, zoals “pseudo-coronavaccin” of “injectie met genetisch gemodificeerd organisme” wijst de rechter af. De term “vaccin” wordt gebruikt door de farmaceuten en de betrokken deskundigen, ongeacht de toegepaste technologie en ongeacht de tijdelijke goedkeuring.

De rechter had m.i. niet anders kunnen oordelen. De vordering van de Stichting is innerlijk tegenstrijdig. Een “pseudo-coronavaccin” insinueert dat het vaccin niet zou werken en een “injectie met genetisch gemodificeerd organisme” insinueert dat het vaccin wel degelijk werkzaam kan zijn.

De overige eisen komen tezamen er op neer, dat de Stichting van de Staat eist dat de vaccinatiecampagne wordt aangepast. De rechter wijst deze eisen af.

Informatie in de vaccinatie-campagne

De Stichting stelt vervolgens nog dat de Staat onjuiste informatie verstrekt.

De rechter concludeert dat de EMA over de werking van het vaccin heeft geoordeeld. De rechter hoeft niet te oordelen of de Staat mag vertrouwen op dit oordeel van de EMA. Dit oordeel is juist. De rechter heeft alleen maar rechten gestudeerd. De rechter vertrouwt, net als de Staat, op het oordeel van een deskundige. Als de Stichting bijvoorbeeld stelt dat het vaccin niet zou werken, is dit een discussie die meer in deskundige kringen thuis hoort en bijvoorbeeld in “The Lancet” kan worden gepubliceerd[6]. Een technische onderbouwing is dan uiteraard noodzakelijk.

De Staat stelt over vaccineren: “Het is belangrijk dat zoveel mogelijk mensen zich laten vaccineren. Dit is ons ticket naar meer vrijheid”. De Stichting stelt dat deze belofte onjuist is (er is nog steeds een lockdown). De rechter wijst de stelling van de Stichting af. Dit is ook begrijpelijk. Met een “ticket” moet nog de vliegreis (of treinreis) worden gemaakt. Hetzelfde geldt voor het sparen van geld. Met goed sparen kan je een auto kopen. Alleen is niet na een dag al te zien of het spaardoel wordt behaald. Hetzelfde geldt voor een vaccinatie van de bevolking: het resultaat is niet direct zichtbaar.

Vrije vaccin-keuze

Tot slot stelt de Stichting dat de burger zou mogen kiezen welk vaccin hij wil gebruiken. De rechter stelt dat deze keuzevrijheid niet past binnen het stelsel van vaccinaties. Het tweede argument van de rechter is dat dit voor deze pandemie organisatorisch niet mogelijk is.

Het eerste argument acht ik niet sterk. Als de vrije markt diverse middelen aanbiedt, zou de burger uit deze middelen moeten kunnen kiezen. Ik ben echter niet bekend met welke argumentatie en bewijsstukken de Staat in deze procedure op dit onderwerp is gekomen. Een keuzevrijheid roept wel de praktische vraag op hoe de burger moet kiezen. Voor een goede keuze zou de burger de kennis en ervaring van een medicus moeten hebben. Die kennis en ervaring is niet eenvoudig te verkrijgen en vergt de nodige studie.

Het tweede argument van de rechter is begrijpelijker. De aanlevering van vaccins en het vaccinatieprogramma verlopen op zijn zachtst gezegd nog niet soepel. Er is nu een tekort aan vaccins en de logistiek lijkt nog niet op orde te zijn. Dit argument houdt voor nu stand. Ik sluit niet uit dat dit kan veranderen.

De rechter wijst daarom de vorderingen van de Stichting af. De Stichting is in het ongelijk gesteld. De Stichting moet de forfaitaire bedragen voor de proceskosten van de Staat, een bedrag van € 1.683,00 aan de Staat betalen.

Wat leren we van deze uitspraak

Een kort geding is een goed middel om op korte termijn in rechte duidelijkheid te krijgen.

Het is wel een middel dat met de nodige voorzichtigheid moet worden gebruikt. Voordat naar dit middel gegrepen wordt, komen de volgende vragen aan bod:

  1. Kan ik mijn vordering duidelijk omschrijven?
  2. Heb ik hard bewijs om mijn vordering te onderbouwen?
  3. Wat zijn de argumenten van de wederpartij om niet mee te werken?
  4. Heeft de wederpartij harde bewijzen die mijn vordering kunnen weerspreken?
  5. Wat wil en wat kan ik met mijn vordering bereiken op korte en op lange termijn?
  6. Wat zijn mijn kansen en wat zijn mijn alternatieven?
  7. Wat zijn de risico’s/gevolgen van de procedure?

Wilt u een kort geding beginnen of heeft u hier vragen over? Neem dan contact op met ons.

[1] De oorspronkelijke term is het “kort geding” en wordt gebruikt om de 14e afdeling van Titel 2 Wetboek van Rechtsvordering te duiden. De rechter wordt de Voorzieningenrechter genoemd, art. 254 lid 1 Rv.

[2] Voor de verdieping verwijs ik naar het procesreglement

[3] Brief namens de Stichting Viruswaarheid d.d. 29 januari 2021, verstuurd door mr. Van der Weijst

[4] Geen van beide partijen heeft haar processtukken openbaar gemaakt.

[5] https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2021:1920

[6] Zie als voorbeeld dit artikel in the Lancet over de kansen van her-infectie na een besmetting

Gerelateerde artikelen